De Groene Amsterdammer 17 & 18 (22 april 2015)
In de cacao-industrie gelden de regels van Monopoly
Ondanks de alomtegenwoordigheid van ‘eerlijke’ chocola is de positie van de cacaoboer nog steeds dramatisch slecht. De cacaoprijs is laag en kleine boeren en coöperaties kunnen niet om de macht van de multinationals heen. ‘We moeten Twister gaan spelen.’
745 x bekeken- Lees ook: Hoe plunder je een land? (Trouw)
beeld: Kadir van Lohuizen
Een paar jaar geleden was je nog een toffe progressieveling als je fairtrade chocola kocht. Dat is tegenwoordig wel anders. Nu moet je wel heel bewust de verpakkingen lezen om nog thuis te komen met een ouderwetse reep oneerlijke chocola. Of je nu naar de Hema gaat of naar de Lidl, de kleurtjes van Max Havelaar lachen je overal toe. Het UTZ-keurmerk siert de wikkels in de Albert Heijn en zelfs een chocogigant als Mars is bezig met een volledig omslag naar gecertificeerde cacao, deels via het Amerikaanse initiatief Rainforest Alliance.
Met het bekende biokeurmerk erbij zijn er vier belangrijke keurmerken die bepalen of onze chocolade gemaakt is van “duurzame” cacao. Hun gezamenlijke marktaandeel in de mondiale cacaoproductie is gestegen van 2 procent in 2009 tot 16 procent nu. In Nederland, de cacaohub van de wereld, is dat intussen al een kwart, en in 2025 moet dat 100 procent zijn.
De grote vraag is: hoe is het nu met de boer? Is die uit de armoede ontsnapt? Kan hij voorzien in zijn levensonderhoud, het gif in de kast laten en zijn kinderen naar school sturen? Het antwoord is eenvoudig: nee. De positie van de cacaoboer is nog steeds dramatisch slecht. Dat blijkt onder andere uit de Cacao Barometer 2015 van het Voice netwerk, een platform van de belangrijkste organisaties die betrokken zijn bij duurzame cacao.
"Er gebeurt heel veel in de sector, maar de armoede onder cacaoboeren is nog steeds extreem," zegt Antonie Fountain, co-auteur van de Barometer, “vooral in Ghana en Ivoorkust, de twee grootste cacaolanden. In Ivoorkust zou een boer vier keer zoveel moeten verdienen om de armoedegrens van 2 dollar per dag te bereiken.” Dat geldt net zo goed voor de boeren die een premium krijgen voor fairtrade chocola. Dat geld gaat naar hun coöperatie, om goede projecten mee te betalen, maar daarmee komt er niet meteen een eind aan arbeidsomstandigheden, ecologische uitputting, kinderarbeid en slavernij. Fountain: “Cacao biedt tegenwoordig zo'n slecht toekomstperspectief, dat zelfs arme boeren ermee stoppen.”
Hoe is dit in vredesnaam te rijmen met de alomtegenwoordigheid van "eerlijke" chocola? Het komt er volgens Fountain in feite op neer dat de pretenties te groot zijn. “Certificering heeft echt waarde. Maar de bedrijven moeten stoppen met communiceren dat je de boeren daarmee uit de armoede helpt. Dat kan niet. De positie van boeren is te slecht en de prijzen zijn te laag. Het is een pleister op een kapot systeem."
In het Utrechtse kantoor van Solidaridad, een ontwikkelingsorganisatie, zit directeur Nico Roozen. Roozen is de vader van de keurmerken, de opa van de fairtradebeweging. Van Oké-bananen tot Kuyichi-jeans, van bio-katoen tot eerlijke koffie: het komt allemaal uit zijn hoofd en uit zijn handen. Roozen verzint concepten, laat ze vervolgens los in de markt en gaat zelf verder met de volgende stap. Zo richtte hij in 1988 Max Havelaar op, om tien jaar later met de grote bedrijven te gaan werken aan een alternatief, UTZ.
"We moesten wel beginnen met de consument, in de jaren tachtig", vertelt hij. "Er zat helemaal geen beweging in het bedrijfsleven en we moesten de consument dus in staat stellen om zelf te kiezen voor eerlijk verhandelde producten. We begonnen met koffie en bananen met het Max Havelaarkeurmerk. Producenten kregen een premie voor deze producten. Het werd een succes en dit leidde tot een mondiale fairtradebeweging." Wat toen nog niet lukte, was chocola, evenmin als thee.
Na een jaar of tien begon Roozen kritisch terug te blikken op zijn eigen vinding. "Het marktaandeel wilde maar niet stijgen, het kwam niet boven de twee procent uit. Daardoor bleven de baten voor de boeren ook beperkt. Bovendien is hun inkomen niet alleen afhankelijk van de prijs, maar ook van het volume, de kwaliteit van de bonen en van de productiekosten. Daar verandert de fairtrade premie niets aan." Daar kwam nog bij dat het een duur systeem is. "De kosten van certificering zijn extreem hoog. Max Havelaar genereert vijf tot zeven miljoen aan meeropbrengsten. Maar de eigen kosten van de organisatie, van auditing tot marketing, bedragen ook vijf miljoen. Dat wringt. Max Havelaar heeft veel betekend, vind ik, het heeft geleid tot bewustwording, niet alleen van consumenten maar ook van boeren. Maar het was me te marginaal om alleen met premies te werken. Er moest iets veranderen in de markt zelf."
In de jaren negentig gebeurde er iets: het bedrijfsleven ontdekte maatschappelijk verantwoord ondernemen. "Ineens kwam er beweging in de bedrijven. Zo begon de Ahold Coffee Company met het programma Utz Kapeh voor Perla, het het huismerk. UTZ werkt niet met minimumprijzen, maar wel op een verduurzaming en kwaliteitsverbetering van de productie. Deze aanpak was opschaalbaar, zag ik in. Daarom ben ik met ze gaan samenwerken om de aanpak toegankelijk te maken voor andere bedrijven. Van de nieuwe stichting UTZ Certified werd ik voorzitter."
In de werkkamer van Roozen hangt een grote poster van een Ivoriaanse cacaoboom. Een groep boeren staat te kijken hoe een instructeur de boom snoeit. "Wat je daar ziet, is cruciaal. Wie goed snoeit, heeft na een jaar al veertig procent meer opbrengst. En als een boer weet hij hij een nieuwe boom kan enten op een oude stam, heeft hij al een oogst na anderhalf jaar, in plaats van na drie. De productie kan echt verveelvoudigen, daar heb je geen industriële landbouw voor nodig." Voor dit soort trainingsprogramma's is wel een actieve betrokkenheid nodig van het bedrijfsleven. "En dat is precies wat er is gekomen. Bedrijven zijn steeds meer betrokken geraakt bij de cacaoproductie. Sociale issues staan op de agenda, de milieuproblemen en de bodemvruchtbaarheid, de inkomens van de boer. De sector is versterkt, en de gemiddelde productiviteit is significant verbeterd."
Maar ook UTZ was niet bedoeld als eindpunt. "Uiteindelijk moet de hele sector veranderen. Dat lukt alleen als de grote spelers met elkaar om tafel gaan zitten om gezamenlijke normen voor duurzame productie en eerlijke handel af te spreken. Dit geldt ook voor cacao. Daarom zijn we vanaf 2001 gaan inzetten op rondetafelgesprekken met de grote spelers uit de industrie." Het gevolg daarvan is groot: alle cacao- en chocoladebedrijven zijn zich op dit moment bewust van het probleem. Ze weten dat ze alleen al voor hun eigen toekomst beter voor de boeren moeten zorgen, en dat ze geld moeten steken in productiviteitsgroei, een beter grondgebruik en beter onderwijs. De grote multinationals zijn daar echt mee bezig.
Met succes, vindt Roozen. "Boeren die serieus aan de slag zijn gegaan met een betere aanpak, al dan niet met certificaat, zijn uit de extreme armoede getrokken. Maar ze zijn nog steeds arm. Een keurmerk suggereert dat de productie eerlijk is. Maar is het eerlijk dat een boerenfamilie het hele jaar keihard werkt en dan samen 2400 euro verdient? Het is meer dan 1200 euro, wat ze vroeger misschien verdienden. Maar het is nog steeds niet duurzaam en het is geen leefbaar inkomen. Dat kun je zien aan de jongeren, die allemaal één wens hebben: geen cacaoboer worden."
In het splinternieuwe kantoor van Tony's Chocolonely, bij de Westergasfabriek in Amsterdam, wordt intussen hard gewerkt aan een miniatuuropstelling van een chocoladefabriek. Het eigen lab is nodig om zelf nieuwe repen met nieuwe smaken te kunnen uitproberen. Niets is daarbij te gek. Drop? Dat kan best in een reep. Zeezout op de caramelchocola? Het is de nieuwe hit! Aan een lange tafel onderwerpen een paar medewerkers een nieuw recept voor chocolademelk aan een smaaktest. Er zit een nieuw bindmiddel in dat voor minder bezinksel moet zorgen. Peruaanse of Ghanese cacao, gekoelde of ongekoelde melk, het blijkt uiteindelijk allemaal meer smaakeffect te hebben dan het bindmiddel. Dat was precies de bedoeling.
Het bijtertje van de cacaowereld is voortgekomen uit de documentaires uit Ivoorkust van Teun van der Keuken, die kritisch berichtte over slavernij op de cacaoboerderijen. Hij begon uiteindelijk maar een eigen chocoladelijn omdat geen enkel merk kon garanderen dat de geplukte cacao "slaafvrij" was. Het merk is intussen qua verkoopwaarde al het derde chocolademerk van Nederland.
Als ketenregisseur van Tony's Chocolonely kent Arjen Boekhold de cacaowereld in West-Afrika goed. Hij denkt niet dat de boeren beter af zijn dan voorheen. “Ik zou zeggen dat de positie van de boeren in de keten de laatste jaren juist verslechterd is." Uiteindelijk is dit het verhaal van Thomas Piketty: wat er echt toe doet zijn niet zozeer de inkomens, maar de vermogensverschillen. Laat die nu precies toegenomen zijn in de wereld van de cacao.
"Ik zie twee trends”, zegt Boekhold. “De eerste is dat de relatieve prijs van cacao alleen maar is gezakt. Vroeger kon je er veel mee verdienen, maar palmolie en rubber leveren nu tot zes keer zo veel op." Dit komt door wat bekendstaat als de koffieparadox: er zijn miljoenen boeren en miljoenen consumenten. Daartussen zit een handjevol spelers. Die hebben dus ongekende macht over de prijs. Kosten worden doorberekend aan de consumenten, in de vorm van hogere winkelprijzen, of aan de boeren, in de vorm van lagere prijzen aan de poort. Beide groepen kunnen geen vuist maken.
Een tweede trend is dat deze oligopolie steeds monopolisticher trekken krijgt. "Grote handelaren nemen elkaar over, waardoor de cacaohandel en de verwerking nu voor 70 tot 80 procent in handen is van twee spelers, Cargill en Barry Callebaut.” Maar ook de chocoladeproductie, een stap verder in de keten, wordt gedomineerd door zes spelers.” De macht in de keten strekt zich ook verticaal steeds verder uit. Zo koopt Cargill het liefst direct in bij de boeren en hun coöperaties, maar maakt tegenwoordig ook de couverture, het basisingrediënt van chocola. In de Cacao Barometer wordt deze marktconsolidatie uitgebreid beschreven.
Tegen zulke enorme multinationals kunnen boerencoöperaties niet op, laat staan de ongeorganiseerde boeren. "Boeren in West-Afrika hebben een kapitaalprobleem. Hun cacao wordt pas betaald na zes tot negen maanden, wanneer het is afgeleverd in de haven van Amsterdam. Ze hebben dus werkkapitaal nodig, maar de rentes bedragen 30 tot 60 procent. Een grote multinational heeft én veel eigen kapitaal én toegang tot goedkope leningen. Boeren moeten zich dus verbinden aan een multinational om te kunnen lenen. Daardoor zitten ze altijd in een afhankelijke positie. Ze kunnen nooit een vuist maken in prijsonderhandelingen. Sommige mogen niet eens overstappen naar een andere opkoper.”
Certificering heeft hier geen enkele invloed op. "Fairtrade rekent nog een vaste premie, maar bij UTZ en Rainforest Alliance moeten de partijen daar zelf over onderhandelen. Maar wat weten boeren nu van de Nederlandse markt? De multinational is hun enige kennistunnel. Zelfs het hele certificeringsproces wordt geleid en betaald door de multinational.”
Om hier iets aan te doen moet dus de hele manier van handeldrijven op de schop. En dat is precies wat Tony's Chocolonely is gaan proberen. Het Bean-to-Bar project, noemen ze dit. Boekhold: "We hebben twee leveranciers, binnenkort drie. We sluiten een contract met ze voor vijf jaar. Wij garanderen een bepaalde afname, maar zij mogen het opzeggen als ze een betere klant vinden. Wij zeggen daarmee dat wij ons best zullen doen om de beste klant te zijn.” Het klinkt niet als hogere wiskunde, maar toch is dit concept nog nergens in West-Afrika uitgeprobeerd. "Het is echt nieuw. De meeste bedrijven, ook als ze Max Havelaar op de wikkel hebben, kopen gewoon een van de 1600 smaken uit de catalogus van de groothandel. Ze hebben echt geen relatie met de boeren. Wij willen dat wel.” Boekhold ziet de effecten nu al. “Onze Ghanese leverancier heeft met dit contract in de hand voor het eerst krediet kunnen krijgen bij een kredietverlener."
Tony's Chocolonely heeft een grote ambitie: de industrie veranderen. Dat lukt alleen door te groeien, zodat je een interessante partij wordt om mee te werken. "Barry Callebaut, de grootste chocolademaker ter wereld, wilde eerst geen aparte chocolade maken van onze cacaobonen. De stromen werden niet gescheiden. Maar nu wel. We wilden het heel graag via hen laten verlopen, want alleen dan kun je invloed uitoefenen op de industrie."
Lucas Simons is blij dat Tony's Chocolonely kiest voor een specialty market, waarbij kwaliteit een grotere rol speelt. Maar het systeemfalen los je er volgens hem niet mee op. Simons was van 2002 tot 2008 directeur van UTZ en richtte daarna New Foresight op, een consultancybedrijf dat verduurzaming sectorbreed wil aanpakken. Ook de cacaosector, waar Simons het programma CocoaAction voor faciliteert. Met dit programma willen de elf grote chocolademakers in de wereld toewerken naar een duurzame cacaosector.
Dit soort transities verloopt altijd via dezelfde vier fases, zegt Simons. Hij heeft dat onlangs ook beschreven in een boek, Changing the Food Game. "Het begint altijd met losse ontwikkelingsprojecten, waarmee eigenlijk wordt ontkend dat het systeem faalt. In stap twee gaat de markt het oppakken. Dan gaan bedrijven met elkaar concurreren op duurzaamheid, met hulp van keurmerken bijvoorbeeld. Maar dit is niet meer dan een fase. Op een gegeven moment beginnen mensen zich af te vragen: jeetje, we spenderen zo veel geld aan auditing en trainingsprogramma's, werkt dit wel zo? Misschien moeten we wel gaan samenwerken om iets te veranderen!" In deze fase, de derde, zitten we nu, zegt Simons. De rol van certificering neemt nu af. De grootste bedrijven komen nu bij elkaar om afspraken te maken. Zoals met de CocoaAction.
Dit leidt tot afspraken op het gebied van onderwijs, duurzaamheid en het versterken van coöperaties. “Maar ook dat is uiteindelijk niet genoeg. Zoals in veel meer voedselsectoren is het probleem niet dat bedrijven te weinig doen, maar de de regels van het spel verkeerd zijn. De regels van cacao zijn eenvoudig. Cacao is een bulkgoed. Het gaat niet om de kwaliteit, maar om de prijs. Het is eenvoudig om in te stappen, iedereen kan het. Maar het is moeilijk om over te stappen op iets anders. Nu, met dergelijke regels krijg je een systeem waarin je alleen maar kunt concurreren op armoede. Het is net als bij Monopoly.” Er wint er altijd maar één, en het spel is alleen nog nodig om te bepalen wie dan die winnaar is. “We moeten dan dus niet klagen als er inderdaad eentje gaat winnen. Gezien de context van het spel vind ik Cargill helemaal geen slechte handelaar. Maar het zit wel vast in een systeem dat alleen maar concurreert op prijs, dat is waar.”
Er is dus hoe dan ook een vierde fase nodig, waarin overheden samenkomen om de regels te veranderen. “Kijk naar de wetgeving in de pluimveesector. In heel Europa is nu afgesproken dat er alleen nog maar scharreleieren verkocht mogen worden. Dat is natuurlijk niet perfect, en daarom worden er weer nieuwe dingen verzonnen, die opnieuw de vier fases doorlopen. Maar dit is wel de manier om het systeemfalen aan te pakken. Bij de kleinere cacaolanden, zoals Brazilië, begint het al. Er worden minimumeisen gesteld. Maar in West-Afrika zijn we daar nog niet. "
Dat uiteindelijk de context van het spel moet worden veranderd, vind ook Fountain, van het Voicenetwerk. “Het prijsmechanisme werkt zo dat boeren onder grote druk staan om zo goedkoop mogelijk te leveren, ten koste van alles. Dat leidt uiteindelijk tot armoede, kinderarbeid of bodemuitputting, externe kosten die niet in de prijs verrekend worden. Je kunt dus trainingen geven voor een hogere productiviteit, je kunt schaalvergroting stimuleren, dat is allemaal belangrijk, maar bij ongewijzigd beleid zal dat alleen maar leiden tot een nog lagere prijs en tot een nog slechtere positie van boeren. Dat prijsmechanisme, daar moet iets aan worden gedaan, met internationale afspraken. Met bedrijven, met overheden en dan meteen ook met de betreffende kartelwaakhonden erbij.”
Roozen hoopt overigens dat er binnen de markteconomie zelf ook tegenkrachten ontstaan. “Er is meer dan alleen machtsconcentratie. Door de schaarste die eraan komt kan de cacaomarkt een buyers' market worden in plaats van een sellers' market. Dat is goed nieuws voor de boeren. Cargill moet zich ineens om hun toekomst gaan bekommeren, uit eigenbelang. Bovendien doemen er nieuwe spelers op, uit Azië. Er beginnen zich Libanezen, Maleisiërs en Chinezen te melden in de handel. Dat zou ook goed kunnen uitpakken voor de boeren."
Of de winnaar van Monopoly uit het westen of het oosten komt, zal voor de verliezers weinig uitmaken. We zullen hoe dan ook de regels van het spel moeten veranderen, zegt Simons. “There is no other way. Als je Monopoly speelt, krijg je altijd ongelijkheid. We moeten in plaats van Monopoly Twister gaan spelen."
Gerelateerde artikelen
- Circulaire zonnepanelen uit Nederland (De Groene Amsterdammer)
- Nederland volledig vegan: het kán (De Groene Amsterdammer)
- Hete hangijzers in het voedselsysteem (1) - knutselen aan planten (Foodlog, De Groene Amsterdammer)
- Hoe Hollandse zaadbedrijven de wereld veroverden (De Groene Amsterdammer)
- 'Ik ben keiblij dat ik dit mag doen' (De Groene Amsterdammer)
Gebruikte Tags: afrika, duurzaam, economie, globalisering, recht, voedsel