Filosofie magazine (april 2016)
Harde grenzen van een denkbeeldige wereld
Ooit zijn staatsgrenzen bedacht, door mensen. Maar we zien ze ondertussen als vanzelfsprekende scheidslijnen. ‘Daardoor vergeten we dat een grens altijd een vraag is’, zegt politiek geograaf Henk van Houtum.
134 x bekeken- Lees ook: Paul van Buitenen: 'Ik doe niet mee met goedkope politiek' (VPRO Gids)
Hij is een actieve professor, politiek geograaf Henk van Houtum. Naast onderwijs en onderzoek naar grenzen, migratie en grensbeleid, als hoofd van het Nijmegen Centre for Border Research, besteedt hij een groot deel van zijn tijd aan het schrijven van boeken, artikelen en opiniestukken over actuele kwesties. Dat is belangrijk, zegt Van Houtum (1969). Engagement scherpt het denken. Hoe kun je nadenken over grenzen, migranten, bootvluchtelingen, vijanddenken en rechten van de mens als je op je stoel blijft zitten? Precies: dat kan niet.
We beginnen het gesprek daarom met een wandeling rond Heumensoord. Het toeval wil namelijk dat dit asielzoekerscentrum op slechts tien minuten lopen van Van Houtums werkkamer is opgetrokken. De locatie is surreëel. Midden in een oer-Gelders bos, waar je bejaarde Nijmeegse heertjes met een hond verwacht, wandelen gehoofddoekte Syrische vrouwen die ons een steelse blik toewerpen. Een Iraanse jongen hangt tegen een omgevallen boom te spelen met zijn smartphone, en kinderen die zo uit Aleppo zouden kunnen komen, fietsen ons tegemoet, op weg naar Nederlandse les.
De grens tussen EU en niet EU ligt midden in het Nijmeegse bos. ‘Omdat we mensen uit sommige staten op aarde visa weigeren, de papieren grens, en bovendien de zuidelijke lidstaten aan hun lot overlaten, komen de mensen irregulier binnen, over de tweede grens, de hekken. Met nóg een hek, hier voor onze neus, proberen we dat te reguleren.’ Kortom, Heumensoord is het gevolg van het Europees migratiebeleid.
In een minuut of twintig lopen we eromheen. De grens, afgezet met hoge hekken, wordt bewaakt door surveillancecamera’s. Houden ze de bewoners binnen, of de Nederlanders buiten? Als we naar binnen gluren, zien we slaapzalen voor vijftig personen elk. We kijken door het raam van een grote activiteitenzaal, die meer lijkt op een passiviteitenzaal. Mensen zitten, liggen, hangen, op bankjes en voor een groot scherm, op een manier die nog het meest op een terminal in het vliegveld doet denken.
‘Dat is het precies’, zegt Van Houtum. ‘Het is een soort permanente wachtplek. Een niemandsland, tussen twee grenzen in, waar mensen buiten de gemeenschap apart worden gehouden. Hier zijn de mensen die nog geen burgerrechten hebben. Hier zie je de Homo sacer, zoals Giorgio Agamben noemde, de naakte mens, die niet legaal of illegaal is, maar alegaal. Ze wachten, maanden, soms jaren op toelating.
Deze situatie leidt tot sociale problemen. Waarom laat je hen niet tijdelijk wonen in leegstaande huizen of kamers in de stad? Dat is veel beter dan duizenden bij elkaar zetten, zonder privacy en in voortdurende onzekerheid over de procedure. Dit is vragen om problemen en om protesten uit de buurt. Het zou ook een probleem zijn als ze hier, zeg, drieduizend Nederlandse kapsters of voetbalsupporters bij elkaar zouden zetten. Maar de overheid kiest er toch voor, uit oogpunt van efficiënt populatiebeheer.’
En zo komen we op een van de kernpunten van Van Houtum: als beheersing te ver wordt doorgevoerd, als grenzen te strikt worden getrokken, kan het zomaar gebeuren dat de onveiligheid juist toeneemt.
Om deze paradox te begrijpen, beginnen we bij het begin. Wat is een grens? Wat is de grens van Nederland, van Europa? Over een asfaltweg, die speciaal voor het kamp is aangelegd en over een paar maanden weer zal worden verwijderd, lopen we terug naar zijn werkkamer op de campus van de universiteit.
Wat verstaat u filosofisch gezien onder een grens?
‘Een grens is een verschil in de sociale ruimte. Je zet een andere ruimte op afstand, je definieert een verschil, en je politiseert dat. Dat wil zeggen, je maakt een wet om dat verschil te kunnen reguleren. Als ik zeg: dit is een collegezaal, en dat daar buiten is een grasveld, creëer ik ook verschil, maar het is geen politiek verschil. Als ik zeg: je mag alleen binnenkomen als je je hebt ingeschreven bij de universiteit, doe ik een machtsuitspraak. Dat is een politiek verschil. Ik creëer een wij en een zij, en hier en een daar. Dat geldt ook voor de grenzen die ertoe doen in de politieke geografie.’
Dus een grens heeft altijd te maken met macht?
‘En vaak zelfs met geweld. Alle politiek-geografische grenzen die ooit zijn bedacht, zijn ook weer veranderd in de loop van de geschiedenis, onder invloed van verdragen, opvolgingen, erfenissen, oorlogen. Er is dan ook geen origineel model van onze grens. Het is een simulatie van een model dat we een eigen realiteit meegeven. Het wezen van een grens gaat dus vooral over de machtspraktijken die een ruimtelijke invloed hebben en betekenis geven aan de grens. Met andere woorden, een grens is een fabricaat. De wereld daarbuiten heet dan buitenland, rivaal, of zelfs barbaars. De wereld daarbinnen wordt verbeeld als een gemeenschap met een coherentie en eenvormige culturele traditie. Dat is een “verbeelde gemeenschap”, zoals Benedict Anderson noemt.
We kunnen niet zonder grenzen. Ik ben niet voor een wereld zonder grenzen. Maar waar ik wel kritisch over ben, is de mate van toegang. Wij zitten nu ook tussen vier muren. Als iemand nu op de deur klopt, zeg ik dat hij over een uur maar moet terugkomen. Maar het zou onrechtvaardig zijn als ik mensen vanwege hun huidskleur of afkomst buiten laat staan. Toch is dat wat er nu mondiaal gebeurt. We trekken grenzen en sluiten bepaalde groepen mensen consequent buiten, iets wat we in eigen land onaanvaardbaar vinden.’
Een grens is dus een manier om de buitenwereld op afstand te houden.
‘Dat klopt, maar er zijn twee kanten aan de medaille. Een grens is een afbakening, een einde. Maar het is ook het begin van iets nieuws. Heidegger wees daar al op. Een afsluiting is tegelijkertijd ook een contactlijn en daarmee dus ook een opening. Als je een muur in een weiland zet, zullen veel mensen de neiging krijgen een trapje te pakken om over de muur heen te kunnen kijken.’
Klinkt aannemelijk, maar wat levert dat inzicht op?
‘Veel. Dat een grens dus twee gezichten heeft. Zoals Janus, de Romeinse god van de passage, de god van het einde en het begin, of in de woorden van Deleuze, het monadische verlangen en nomadische verlangen. De vraag is: welk gezicht van Janus laten we vandaag zien met onze grenzen, en waarom? Het laat ook zien dat er geen volmaakte orde bestaat, en dus ook geen volmaakte grenzen.
Hoe sterker de grens is gesloten, hoe groter de schijnbare zekerheid, maar ook hoe groter de fobische onzekerheid. Het verlangen naar zekerheid ondermijnt uiteindelijk de zekerheid. Niet alleen de zekerheid van de buitengeslotene, maar ook je eigen zekerheid. De angst gaat regeren.
Kortom, een grens kan nooit volmaakt zijn. Elke grens is een vraag, een voortdurend zoeken naar balans. Het is altijd een maaksel, een werkwoord. Er zijn altijd nieuwe wetten nodig, er moeten altijd wetten verdwijnen.’
Mensen hebben altijd grenzen gehad. Mensen hebben altijd geleefd onder heren die grenzen om hun gebied trokken. Wat is er nieuw?
‘De natiestaat heeft de grens veel strikter gemaakt dan ooit tevoren. De leenheren hielden geen arbeiders tegen. Daar hadden ze alleen maar baat bij. We zijn het misschien vergeten, maar tot de Eerste Wereldoorlog kenden we geen visa en paspoorten. Er was een idee van laissez-faire.
De natiestaat heeft biopolitiek geïntroduceerd. Dat is een term van Foucault, waarmee hij bedoelt dat het leven van mensen als een politieke populatie wordt gereguleerd. Dat gebeurt op basis van bloedverwantschap of geboortegrond – met andere woorden, de natiestaat heeft de natuur gepolitiseerd. Daarmee is internationale geboortegrond een criterium geworden voor toegang.
Dus het verschil tussen wij en zij is veel strikter geworden?
‘Precies. In de natiestaat wordt de grens een vanzelfsprekendheid. Mensen nemen het werkelijke aan als moreel uitgangspunt voor het denken over rechtvaardigheid. De staat biedt ons comfort, veiligheid en identiteit. Wij internaliseren dat, en vragen bezoekers als eerste: “Uit welk land kom je?” De grens van de natiestaat is een frame geworden, het raam waarmee we naar buiten kijken. Als we de wereld tekenen, beginnen we bij 195 blokjes. Daardoor vergeten we dat een grens altijd een vraag is.’
Maar leuk of niet, zijn die 195 blokjes niet gewoon de grenzen en machten die ertoe doen?
‘Nee, het zijn niet de grenzen. Je doet alsof de negentiende-eeuwse staatssoevereiniteit nog steeds absoluut geldt. Het zijn bepaalde grenzen. Bepaalde machten. Google en Microsoft zitten er bijvoorbeeld niet bij. Een groot deel van onze economie is deel van een supranationale economie. En twee derde van onze wetgeving komt uit Brussel, niet uit Den Haag. Toch doen we alsof die 195 blokjes de belangrijkste grenzen zijn. Natiestaten zijn nog steeds belangrijk, maar ze houden steeds vaker vooral tegen.
Ooit was de natiestaat een emanciperend idee, een progressief ideaal dat mensen van verschillende rangen en standen verbond boven het eigen lokale graafschap of hertogdom. Gelijkheid stond voorop, en het non-discriminatiebeginsel werd zelfs vastgelegd in de grondwet. Nu is de natiestaat vooral een regressief ideaal geworden, een manier om een verbeelde gemeenschap te willen blijven fixeren. Het denken in een Leitkultur is dominant. Het dynamische continuüm van de grens is bevroren.
’
Maar dan met de EU als nieuwe natiestaat.
‘Dat klopt. De EU heeft geleidelijk het model van de natiestaat gekopieerd en is daarbij in dezelfde territorial trap gestapt. Europa was een idee, maar het is een project geworden. Ik heb cartografisch onderzoek gedaan naar de geschiedenis van Europa. De grenzen van Europa fluctueren sterk. Noord-Afrika hoorde ook bij het Romeinse Rijk. Toen het Ottomaanse Rijk tot aan Wenen kwam, werd nooit gezegd dat zij niet Europees zijn. Het was een onbegrensd idee, een continent, met niet-afgebakende grenzen. Dit is door de Europese Unie begrensd. De EU heeft Europa ontvoerd.
Na de Tweede Wereldoorlog was de centrale missie: nooit meer oorlog tussen natiestaten. En dus moeten we solidair zijn, en grensoverschrijdend samenwerken. Maar geleidelijk is de EU gegrepen door het idee van een ever closer union. Dit is de territorial trap, want het bijt zich in zijn eigen staart. Naarmate de lidstaten technisch en bestuurlijk naar elkaar toe groeiden, om de economie te versterken, werd steeds sterker gedefinieerd wat wel en niet Europees was. Dat gebeurde door een natiestaat te creëren, compleet met paspoort, vlag, volkslied en stimuleringsprogramma’s, allemaal om de Europese identiteit aan te wakkeren, om de Unie te legitimeren. Daarbij werden de “buurlanden” gedefinieerd als niet-Europees of soms zelfs als achterlopers of niet-modern. Kortom, opnieuw wordt er gebouwd aan een verbeelde gemeenschap.’
Maar nu veel strikter, en gegoten in het beton van tienduizenden pagina’s wetsteksten.
‘Ja. En toen met het akkoord van Schengen in 1985 de binnengrenscontroles verdwenen, ontstonden ook de buitengrenscontroles. Dat is precies waar we nu zoveel ellende mee hebben. De grensoverschrijdende samenwerking tussen staten is door de ideologie van ever closer union zo zwaar geworden dat het steeds moeilijker samenwerking met nieuwe landen kan aangaan. Het ideaal van de EU-staat is een gevangenschap geworden. Een gated community, waarbij arbeiders, die ooit welkom werden geheten, nu worden gecriminaliseerd als “gelukszoekers”.
De Schengenlanden hanteren een negatieve lijst, met 135 landen, vooral arme en islamitische landen. Ben je geboren in een van die landen, dan mag je niet zomaar de EU in. Het is weinig anders dan een internationale standenmaatschappij, waarbij mensen geboren in sommige staten meer rechten hebben dan elders geborenen. Discriminatie op afkomst is iets wat we in eigen land verbieden, maar internationaal is het nog steeds de norm. Het gevolg is dat mensen aangewezen zijn op mensensmokkelaars om de hekken te omzeilen. Wat vervolgens weer de fobie voedt en de nog sterkere roep om orde en begrenzing.’
De kwestie van de Europese grenzen heeft ook te maken met Oekraïne. Hoort dit land bij Europa?
‘Ironisch genoeg betekent Oekraïne “grensland”. Maar de vraag is verkeerd. Dan maak je geschiedenis en geografie tot een moreel criterium. Er is nooit in de geschiedenis een entiteit geweest met een Europees volk. Allereerst moeten we stellen dat de EU Europa niet is. De Antillen horen ook bij de EU. De EU strekt zich uit tot over de hele wereld. Als Oekraïne er niet bij mag, waarom mogen de voormalige koloniën er dan wel bij? Het is eerlijker om het aan hen te vragen: wil je meedoen, ja of nee? Zonder te vervallen in een wij-zijdenken. Dat Rusland dit wij-zijdenken heeft, betekent niet dat wij het moeten overnemen. We moeten niet in die Russische val trappen.
Het Westen doet toch hetzelfde? Wij gebruiken Oekraïne toch ook als manier om onze invloedsfeer te vergroten, ten koste van de Russen?
‘Daarom vind ik dat de Oekraïners zelf moeten bepalen of ze een verdrag willen. De grens is imaginair. Het is een verbeelde gemeenschap. Dat is prima, dat maakt dat we solidair met elkaar zijn. Maar de naam Europa mag niet het uitgangspunt zijn om een land wel of niet toe te laten. Dan stap je opnieuw in een territorial trap; dan zet je jezelf gevangen, in een logica die aanvankelijk emanciperend was.’
Auteur Frank Mulder
Gerelateerde artikelen
- Circulaire zonnepanelen uit Nederland (De Groene Amsterdammer)
- Nederland volledig vegan: het kán (De Groene Amsterdammer)
- Docu: Vlucht uit Noord-Korea (VPRO Gids)
- Europa spoort niet (VPRO Gids)
- Theo Maassen en Thomas Hertog over de kosmos (De Groene Amsterdammer)
Gebruikte Tags: europa, filosofie, globalisering, recht