De Groene Amsterdammer 51/52 (17 december 2014)
Vredesveteraan Jim Forest bidt voor zijn vijanden
De Amerikaanse schrijver en vredesactivist Jim Forest heeft zijn leven gewijd aan het leren kennen van zijn vijand. Want de wortel van alle oorlog, zegt hij, is angst. ‘Niet bang zijn, dat is pas burgerlijk ongehoorzaam’
133 x bekeken- Lees ook: Poor People Don’t Need Help (overig, English)
beeld: Jeroen Oerlemans
Hij voerde actie tegen de Vietnamoorlog en tegen de nucleaire wapenwedloop. Hij woonde in de getto’s van Harlem en zat een jaar in de gevangenis. Hij reisde naar de Sovjet-Unie, de vijand, waar hij zo werd geraakt door de Russische spiritualiteit dat hij Russisch-orthodox werd. Hij is nu 73 en is nog steeds actief, schrijft boeken over vredeswerk en heeft altijd de koffie klaar staan voor iedereen die hem wil spreken. Je hoeft er niet voor naar Washington en ook niet naar Moskou, want samen met zijn vrouw woont hij gewoon om de hoek, in een negentiende-eeuws arbeidershuisje, op een steenworp afstand van de Grote Kerk in Alkmaar.
Het oude arbeiderspand, dat Jim Forest eind jaren zeventig kon betrekken toen hij ging werken voor een internationale vredesorganisatie, heeft al vele gasten mogen ontvangen. Binnen is het een gezellige, volgepropte bedoening. De woonkamer is tot de nok toe gevuld met herinneringen, foto’s, Russische iconen en vooral veel boeken. Een wand met Amerikaanse literatuur en non-fictie, een wand met boeken over en uit Rusland, een wand met spiritualiteit en een wand met kunst en fotografie. Het is een mooie samenvatting van zijn leven.
Zijn vrouw Nancy legt de laatste hand aan de vertaling van een Nederlandse roman. Hijzelf is net terug van een tournee door Amerika ter promotie van zijn nieuwe boek, Loving Our Enemies, over verzoening. Werken aan vrede met je vijand, dat is het hoofdmotief in Forests eigen leven. Het puntje van deze rode draad pikte hij in zijn jeugd al op.
‘Sinds mijn kindertijd, eerst in New Jersey en toen in Hollywood, ben ik me bewust van vijandschap’, vertelt hij. ‘De vijand, dat waren we zelf. Mijn ouders waren communisten. En dat is niet leuk als je vriendjes wil krijgen in de jaren vijftig. Iedereen wist het. Als zevenjarige liep ik al met mijn moeder mee te colporteren met de communistische krant The Daily Worker. Toen ik elf werd, zat mijn vader in de gevangenis. Mijn ouders waren gescheiden en ik woonde bij mijn moeder. Hij zou hebben samengezweerd om te pleiten voor het gewelddadig omverwerpen van de regering. Dit was zo vaag dat hij nooit werd veroordeeld. Maar hij zat een half jaar vast.’
Het waren gebeurtenissen die de jonge Forest vormden. ‘Ze zorgen ervoor dat je er niet bij gaat horen, dat je in een isolement opgroeit. Toen ik een keer alleen thuis was met mijn broer, en mijn moeder aan het werk was, kregen we ineens bezoek van de FBI. Ze kwamen onze vingerafdrukken afnemen, gewoon, als waarschuwing. Later, als tiener, had ik een keer een vriendinnetje die ik iedere avond belde vanuit een telefooncel. Op een avond kreeg ik geen verbinding, in plaats daarvan hoorde ik het gesprek afspelen dat ik de avond tevoren met haar had gehad! Dit was beangstigend. Maar waarom? Wat deed mijn vader dan voor ergs? Hij voerde campagne in St. Louis tegen racisme. Hij gebruikte geen geweld, hij voerde campagne tegen de doodstraf voor zwarten.’
Zelf was de jonge Forest geen communist. ‘Nee, ik kon niet begrijpen waarom iemand dat zou willen zijn. Op school las ik genoeg om te weten wat er in de Sovjet-Unie gebeurde. Maar ik heb wel geleerd wat onrecht is, en daar ben ik mijn ouders nog steeds dankbaar voor.’
Antireligieus waren zijn ouders niet, gek genoeg. ‘De trein naar het atheïsme, die heeft mijn moeder nooit gehaald. Ik mocht dus wel met vriendjes mee naar de episcopaalse kerk. Toen ik elf was, liet ik me al dopen. Niet dat ik ooit geïnteresseerd ben geweest in preken, maar ik hield van de Anglicaanse liturgie.’
In zijn tijd bij de marine had hij een diepe geloofservaring en besloot hij katholiek te worden. Zo kwam hij ook op het spoor van de Catholic Worker, een radicale beweging die in de jaren dertig was opgericht door de journaliste Dorothy Day in New York. Zij wilde het evangelie eenvoudig leven, met zo min mogelijk bezit. Net als de vroege Franciscanen. Liefdadigheid vond ze niet genoeg. Ze wilde een maatschappij die gastvrij zou zijn voor armen en vreemdelingen. ‘Ze noemde zichzelf een anarchist, niet omdat ze de staat omver wilde werpen, maar omdat ze allereerst het evangelie trouw wilde zijn en dan pas de overheid.’
Vredeswerk was hier onlosmakelijk mee verbonden. ‘Een van de centrale principes van Jezus, en dus ook van Day, was dat je je vijand moest liefhebben. Ze werkte altijd aan verzoening, in het groot, als het om de Koude Oorlog ging, maar ook in het klein. We hadden veel tegenstanders. Day probeerde hen altijd te begrijpen, om erachter te komen wat hun zorgen waren, en om een connectie met ze te maken.’
Forest sloot zich hierbij aan. ‘In de weekenden liftte ik van Washington, waar ik werkte, naar New York. We hadden huizen van gastvrijheid, leefgemeenschappen waar daklozen en andere mensen in nood konden komen wonen. In de gaarkeuken serveerden we gratis maaltijden, drie keer per dag, en we deelden kleding uit.’ Er bestaan nu nog steeds een paar honderd huizen van gastvrijheid, tot aan Amsterdam-Zuidoost toe.
Doordeweeks zat hij nog bij de marine. ‘Ik dacht dat dat wel kon, ik maakte immers alleen maar weerrapporten, voor Cuba bijvoorbeeld. Maar toen kwam de invasie in Cuba, waar de CIA achter bleek te zitten. Ik was geschokt, dat mijn land zoiets kon doen. Ik sloot me aan bij een demonstratie in Washington bij het cia-kantoor. Iedereen daar werd gefotografeerd. Ik werd opgespoord, ondervraagd en gedreigd met gevangenisstraf tenzij ik voor de inlichtingendienst zou gaan werken. Uiteindelijk kwam ik er af met vervroegd ontslag.’
Forest behoorde opnieuw tot de vijand. Hij ging bij de Catholic Workers op Manhattan wonen en werd redacteur van de krant. Zo leurde Forest opnieuw met opstandig drukwerk, alleen had hij de Westkust verruild voor de Oostkust en The Daily Worker voor The Catholic Worker.
Een van de bekendste artikelen die hierin verschenen was van de hand van een Trappistenmonnik met de naam Thomas Merton, die later wereldberoemd werd met zijn boeken over spiritualiteit. De wortel van oorlog, schrijft Merton, is angst. Niet alleen de angst voor de ander, maar de angst voor alles. Het is niet alleen dat mensen de ander niet vertrouwen, ze vertrouwen zichzelf niet eens. En vanwege die angst zijn ze bijna bereid om zo ver te gaan dat ze de wereld dreigen te vernietigen.
‘Mijn ouders waren communisten. En dat is niet leuk als je vriendjes wil krijgen in de jaren vijftig’
‘Mijn vader was het er natuurlijk niet mee eens’, vertelt Forest. ‘De wortel van oorlog is slechte economie, vond hij. Maar een paar jaar later kwam hij erop terug. Hij had er lang over nagedacht, zei hij, en hij had geconcludeerd dat angst de wortel is van slechte economie.’
Wie aan vrede wil werken, vindt ook Forest, zal eerst de angst te lijf moeten gaan. ‘Natuurlijk is er vaak een objectief probleem. Er was een Koude Oorlog tegen een macht die kernwapens had en goelags. Maar dat los je niet op door de vijand te willen vernietigen. Dat was wel wat veel mensen wilden. De generaals hebben serieus gepleit voor een eenzijdige nucleaire aanval op de Sovjet-Unie. Angst is nodig, het is een alarmbel. Maar het is een slechte raadgever.’
Helaas is die raadgever wel sterk. Zo sterk dat hij Amerika verleidde tot een kansloze oorlog in Vietnam. Forest was intussen secretaris van de Catholic Peace Fellowship. Ze moedigden gelovigen aan om, met voorbeelden en argumenten uit de kerkgeschiedenis, dienst te weigeren. Maar hij besefte dat hij meer moest doen om het systeem uit te dagen en hij begaf zich op het pad van de burgerlijke ongehoorzaamheid.
‘In 1968 drong ik met dertien anderen het gemeentehuis van Milwaukee binnen en namen we de militaire oproepkaarten mee. Buiten staken we ze in brand, terwijl we uit het evangelie lazen.’ Tientallen andere groepen deden hetzelfde. Forest verdween voor meer dan een jaar achter de tralies in een extra beveiligde gevangenis.
Forest loopt naar de kast en haalt een fotolijstje te voorschijn met daarin een tekening van een man in de gevangenis, gemaakt door zijn zoontje van zes. ‘Dat vond ik heel erg, dat ik hem niet mocht zien. Maar voor de rest was het een geweldige tijd. Ik kon alle Russische romans lezen, van Dostojevski tot Solzjenitsyn. Het was gewoon een sabbatical. In de gevangenis leerde ik pas echt sympathie te hebben voor mensen die, terecht of onterecht, moeten zitten. Ik raakte bevriend met mensen die door de maatschappij als vijand worden beschouwd, en ik leerde hoe mensen kapotgemaakt kunnen worden door hun omgeving. De gevangenis kan gevaarlijk zijn, maar ik werd beschermd. Ik leerde een huurmoordenaar uit Harlem kennen die niemand toestond om mij iets aan te doen, omdat ik uit dezelfde wijk kwam als hij.’ Veiligheid komt altijd uit de meest onwaarschijnlijke hoek.
Protest tegen de Vietnamoorlog; in Washington verbranden demonstranten oproepkaarten, 17 juni 1968 (AP).
De lunch staat klaar. Forest roept zijn vrouw, een Amerikaanse met Nederlandse roots, achter haar roman vandaan. Ze zijn 32 jaar getrouwd en hebben al die tijd een bureau gehad voor redactie- en vertaalwerk. Ze vertellen over zijn eerste huwelijk, dat stukliep toen zijn vrouw een ander kreeg, en over de zes kinderen die Nancy en hij nu hebben, samen en apart. Ze praten over literatuur, hun grote passie, en over de gedichten die ze iedere ochtend lezen bij het ontbijt.
Dat Forest, de belichaming van het verzet tegen de Koude Oorlog, een ras-Amerikaan met baard en sportschoenen, nu midden in Alkmaar een oer-Hollandse boterham met kaas zit te eten, is puur toeval. Hij kwam hier terecht in 1977 toen hij algemeen secretaris werd van het hier gevestigde International Fellowship of Reconciliation. Zijn missie werd verzoening, inderdaad. Het was een vergeten aspect van de vredesbeweging, had hij ontdekt.
‘We hadden de mensen verteld dat een kernoorlog apocalyptische gevolgen zou hebben. Dat geloofden ze ook. Maar toen de sovjets een Amerikaans vliegtuig neerschoten, werd het hele antikernwapenkamp weggevaagd. Kernoorlog was wel eng, maar de Russen waren nog nét een beetje enger. Uiteindelijk werd het debat gewonnen door angst. We hadden het te weinig over relaties gehad. We wisten alles over Russische wapens, maar niets over Russen. Om die reden begonnen we bewust, vanuit Nederland, contact te leggen met vredesgroepen in het oosten, zoals een kerkelijke groep uit Praag. We organiseerden een bijeenkomst in Moskou, waar ik zelf aan deelnam.’
Het klinkt allemaal niet zo radicaal misschien, maar in die tijd vonden mensen het krankzinnig om alleen al naar Moskou te gáán. ‘Het was een plek waar mensen vooral bang voor waren. Ik ben ervan overtuigd dat we hebben bijgedragen aan het einde van de Koude Oorlog. We gaven de Russen een menselijk gezicht, waardoor later talloze uitwisselingen konden worden opgezet. Als je de vijand wil leren kennen, moet je je verdiepen in zijn taal, zijn cultuur, zelfs zijn eten. Dan leer je de ander te zien als mens, in plaats van als politieke groep. Ik hield van de Russische literatuur. Dat hielp om bruggen te bouwen. Ik at en las en luisterde mijn weg naar de ander toe. Ik leerde het belang van paddenstoelen plukken. Ja, dat is een cruciaal aspect van de Russische cultuur, paddenstoelen plukken. Ik deed het tijdens mijn zomercursus Russisch in Novosibirsk, samen met bekende wetenschappers, in het hol van de leeuw, waar het kader van de kgb werd opgeleid.’
Als je je vijand leert kennen, gebeurt er iets engs: dan ga je hem waarderen. Forest werd geraakt door het leven in de oosters-orthodoxe kerk. ‘Het was heel klein, toen nog, maar de beleving was heel intens, het deed me denken aan de zwarte kerken in Harlem.’ Hij besloot een boek te gaan schrijven over het religieuze leven in de Sovjet-Unie, waarvoor hij een aantal keren terugging. En, nog opmerkelijker, hij besloot samen met zijn vrouw lid te worden van de Russisch-orthodoxe kerk in Amsterdam, niet de meest progressieve stroming op dit ondermaanse. Forest kent daar nog een mop over: ‘Hoe draait een oosters-orthodoxe gelovige een nieuwe gloeilamp in? Antwoord: niet, hij wil niks nieuws.’
Toch heeft Forest ze leren begrijpen. ‘Ze zitten in landen waar je zo min mogelijk gezien wil of wilde worden. Ik zie gelukkig bisschoppen die tegen de trend in gaan. En dat kan, want de sociale traditie is heel rijk. Om die verhalen te vertellen, hebben we de Orthodox Peace Fellowship opgericht. Ook daar heb ik jarenlang voor gewerkt, vanuit Alkmaar. We vertellen bijvoorbeeld over de belangrijkste samensteller van de orthodoxe liturgie, Johannes Chrysostomus, de vierde-eeuwse patriarch van Constantinopel. Hij werd verbannen door de keizer omdat hij sociaal gezien te radicaal was. Volgens hem kun je Christus niet vinden aan het altaar als je hem niet ziet in de bedelaar bij de deur. Elke dag moet je weer proberen om het goddelijke in de ander te zien.’ Forest lacht: ‘Het christelijk geloof is eigenlijk zo bloody simple!’
‘Ik leerde het belang van paddenstoelen plukken. Ja, dat is een cruciaal aspect van de Russische cultuur’
Een officiële functie heeft Forest niet meer. Hij schrijft vooral nog. Een dikke biografie van Dorothy Day heeft hij op zijn naam staan, een biografie van Thomas Merton, plus een aantal kinderboeken. Maar in de e-mails die hij een paar keer per week in zijn netwerk rondstuurt, blijkt nog steeds een enorme betrokkenheid bij de conflicten wereldwijd.
‘De Koude Oorlog is opnieuw aan het beginnen. De Russen zijn gestopt met de gesprekken over nucleaire ontwapening, en de VS zijn begonnen met een grootscheepse modernisering van hun kernwapens. Dit is extreem gevaarlijk. We gaan een kant op waarin nucleaire oorlog weer mogelijk wordt.’
Wat Forest vooral opvalt, is de demonisering van Rusland. ‘Ik let sinds mijn tiende al op Oost-West-propaganda, dus ik denk dat ik het intussen wel kan herkennen. Propaganda zit ’m niet in leugens, maar in het weglaten van bepaalde feiten. Neem Oekraïne. De Verenigde Staten zijn zelf niet te beroerd om regimes omver te werpen die hun belangen niet dienen. Maar als Rusland precies hetzelfde doet en om zijn marinebasis te kunnen behouden de Krim inneemt, waar overigens bijna alleen maar Russen wonen, dan zijn we woest. We voelen onszelf zo rechtvaardig. Rusland schendt het internationaal recht, en dat is inderdaad beangstigend. Maar wij doen hetzelfde. Het Westen heeft zich ook met de binnenlandse zaken van Oekraïne bemoeid. Wij willen dat het land bij onze militaire alliantie gaat horen. Dat Rusland dit als provocatie ziet, is toch voorstelbaar? We zouden moeten erkennen dat Rusland ook belangen heeft, zodat we Rusland een uitweg kunnen bieden zonder geweld. Maar het enige waar we nu mee komen, is minachting. Daarmee plaveien we de weg voor een echte oorlog.’
Toenadering zoeken tot je vijanden vereist spiritualiteit, denkt Forest: ‘Je hebt een innerlijk leven nodig waar je kunt worstelen met moeilijke vragen, over de zin van het leven, over God. Ik vind dat terug bij Jezus. Maar ik sta ook open voor wat anderen me leren, zoals de boeddhistische leraar Thich Nhat Hanh, waar ik mee bevriend ben.’
Forest loopt naar de wand met Russische iconen. ‘Hier staan Nancy en ik altijd voordat we naar bed gaan. We bidden voor mensen die we kennen, inclusief onze vijanden. Zoals de lijst van Nixon, maar dan anders. Ik zou het iedereen willen adviseren: bid voor je vijanden. En met vijand bedoel ik iedereen waarvan je denkt dat je niet zou rouwen om zijn of haar dood. Dat kan ver weg zijn, de moslim waar je bang voor bent, maar het kan ook iemand dichtbij zijn. Het is ontzettend moeilijk om zo iemand in feite het goede toe te wensen. Als je dat kunt, is er een heel klein draadje ontstaan dat je met deze persoon verbindt.
Voor wie wij bidden? Voor Geert Wilders bijvoorbeeld. We vinden hem verontrustend. Zo’n gebed is een daad van hoop dat hij zal stoppen met het verspreiden van angst en haat. En misschien, als ik hem eens tegenkom, helpt het me om een beter gesprek te hebben. Maar in elk geval verandert het mijn eigen houding. Het is zo makkelijk om te haten. Maar het is zinloos.’
Dit is allemaal slechts de eerste kleine stap op weg naar verzoening. Een tweede stap is dat je daadwerkelijk goed doet voor je vijand. Dat is geen theoretisch geneuzel, het kan echt, is Forests overtuiging. ‘In augustus 1999 werd Turkije opgeschrikt door een reeks vernietigende aardbevingen, waar zeventienduizend doden bij vielen en honderdduizenden hun huis door kwijtraakten. Tot verbazing van de hele wereld kwam de allereerste hulp uit Griekenland, de oude aartsvijand. Reddingsteams en noodhulp werden op grote schaal geleverd, en de Grieks-orthodoxe kerk lanceerde een grote geldinzamelingsactie. De burgemeester van Athene ging persoonlijk zijn steun betuigen. Het stond elke dag in elke Turkse krant.’
Maar daar bleef het niet bij. ‘Een paar weken later werd Athene door een beving getroffen. Het dodental was relatief laag, maar de schade was enorm. Nu was het een Turks reddingsteam dat als eerste binnenkwam. De Griekse ambassade werd platgebeld door mensen die bloed wilden doneren.’
De legers waren jarenlang in hoogste staat van paraatheid geweest. ‘Maar in 1999 is er echt iets veranderd. Doordat ze bereid waren hun vijand te helpen, hebben ze de loop van hun geschiedenis veranderd.’
Doe goed tegen je vijand, zegt Forest. Zelfs als het een radicale jihadist is. ‘We vechten nu tegen IS. Hun dreiging is reëel. Maar waar komt hun ideologie vandaan? Valt dat te vernietigen door er bommen op te laten regenen? Onze angst voor IS loopt over in angst voor moslims. En dat stimuleert weer het fanatisme in hen. We moeten hen leren begrijpen. Als we daar niet achter komen, is een relatie niet mogelijk. En het enge is: ze zijn onder ons. Het is niet op te lossen met politie, tenzij we kiezen voor een permanente politiestaat.’
Of begrip voor radicale terroristen gaat ‘werken’, kan Forest niet beloven. ‘Maar wat ik in elk geval weet is dat oorlog dat ook niet doet. De oorlog tegen terrorisme heeft geleid tot nog veel meer terrorisme. Dit pad leidt alleen maar tot meer geweld. Oorlog wordt gezien als middel, als instrument, maar het is niet te beheersen. Oorlog heeft een eigen economie. Oorlog betekent pure winst voor kleine groepen. Alleen Halliburton al heeft 35 miljard dollar verdiend aan de oorlog in Irak. Mensen vinden mijn oproep tot begrip en vrede soms niet realistisch, maar hoe realistisch is het om permanent in staat van oorlog te blijven?’
Forest heeft in zijn leven geleerd dat kiezen voor vrede je soms dwingt om burgerlijk ongehoorzaam te zijn. Hij verbrandt geen militaire oproepkaarten meer. Maar hij weigert nog steeds om bang te zijn, of dat nu voor de Russen, de Amerikanen, de armoede of de islam is. ‘De hele maatschappij wil dat je bang bent. Niet bang zijn, dat is pas burgerlijk ongehoorzaam.’
Gerelateerde artikelen
- Tegeltuinen, Jacques Ellul en de invloed van techniek (podcasts)
- Oorlog is hel (Karavaan der Zotten)
- Vrije ruimte uithakken (Karavaan der Zotten)
- Wij weigeren vijanden te zijn (Karavaan der Zotten)
- De leegte van geweld (Karavaan der Zotten)
Gebruikte Tags: amerika, geloof, geschiedenis, geweld, recht, vrede